Struktuur en genese, 2018 (vol.30)

Struktuur en genese, 2018 (vol.30)

Inhoudsopgave
Ewald Vervaet, Eenenvijftig bezwaren tegen Veilig Leren Lezen, p.4-54

—————

Samenvatting van ‘Eenenvijftig bezwaren tegen Veilig Leren Lezen‘:
Veilig Leren Lezen (VLL) is marktleider in Nederland en Vlaanderen op het gebied van het aanvankelijk leesonderwijs. Wetenschappelijk gesproken is dat echter niet terecht, zoals dit artikel laat zien aan de hand van 51 bezwaren.
Bovendien  gaan in Nederland in het algemeen en aan de basisscholen in het bijzonder de leesprestaties en het leesplezier achteruit. Met die achteruitgang heeft VLL als marktleider heel veel te maken.

De psychologische ontwikkeling van de geletterdheid
Het draait om de psychologische ontwikkeling van de geletterdheid. Die telt vier schrijffasen en vier leesfasen:
De jonge peuter (gemiddeld 3;0-3;9) schrijft krabbel op krabbel en herkent een of enkele woorden (doorgaans de eigen naam) aan een of meer uiterlijke kenmerken (‘molentje’ (‘Y’) in Yvo’s naam).
De oudere peuter (gemiddeld 3;9-4;6) schrijft met eigen letters die echter niet voor vaste klanken staan en meent te kunnen lezen omdat hij vaak voorgelezen verhalen (vrijwel) van buiten kent.
De kleuter (gemiddeld 4;6-6;6) schrijft met conventionele letters maar kan die spiegelen en verwisselen (/jos/ als ‘JƧO’) en hakt woorden slechts (‘VAAS’ als /v, aa, s/).
Het jonge schoolkind (gemiddeld 6;6-8;6) schrijft met conventionele letters zonder spiegelingen en verwisselingen en hakt-en-plakt (/v, aa, s; vaas/) eerst en leest daarna onmiddellijk (/vaas/).

VLL en de psychologische ontwikkeling van de geletterdheid
De vijf VLL-versies, ook de huidige kim-versie, zijn in meerdere of mindere mate strijdig met deze ontwikkeling en konden/kunnen daarom geen écht veilig leren lezen bieden.
Daar komen nog vele andere zwakke punten bij, zoals
* onterecht duiden van schrijven en lezen als taalverschijnselen terwijl het (de)coderingsverschijnselen zijn;
* onhoudbare kijk op lezen en op leren lezen;
* onhoudbare opvattingen over wat leren is;
* eerst een onderwaardering van de kleutertijd en later een oneigenlijk invoegen ervan in het (aanvankelijke) leesonderwijs;
* zwakke basis van de eigen zogeheten structuurmethode;
* kinderen lezen al woorden terwijl ze nog niet alle letters ervan kennen en ze nieuwe letters ook niet altijd meteen hoeven te leren;
* leren lezen als een proces dat niet louter ín het kind zou plaatshebben maar ook in zijn buitenwereld;
* onlogische en verwarrende lettervolgorde;
* schrijfonderwijs ten onrechte tegelijk laten aanvangen met leesonderwijs;
* aansporen tot snel lezen wat ook bij jonge schoolkinderen, die immers hakkend-en-plakkend of zelfs onmiddellijk kunnen lezen, weer tot hakken-en-gissen van de kleuter leidt;
* lezen met verlengde klankwaarde en zoemend lezen alsof de gaten in het hakkende lezen opgevuld zouden moeten worden (/v, aa, s/ –> /vvvaaaaaasss/) en het opgevulde resultaat verkort zou moeten worden (/vvvaaaaaasss/ –> /vaas/);
* hakken spellen noemen terwijl spellen klinkt als /vee, aa, aa, es/;
* het niet relevante begrip ‘ontluikende geletterdheid’;
* oneigenlijk differentiëren naar sterren, manen en zonnen, wat het leesonderwijs ook nog eens nodeloos ingewikkeld maakt;
* bevorderen dat kinderen die niet leesrijp zijn, toch leesles krijgen, namelijk als sterren;
* allerlei materialen die weinig of niets met leesonderwijs te maken hebben;
* twee van de drie regelgeleide spellingskwesties (‘hand’ & ‘rib’, ‘boten’ & ‘botten’) veel te vroeg aan bod laten komen;
* enzovoort.

Psychologische ontwikkelingnivo’s versus prestatienivo’s
Dit artikel geeft volop gelegenheid om Ontdekkend Leren Lezen (OLL) nader uiteen te zetten omdat OLL een oplossing biedt voor allerlei problemen die er aan VLL zitten. Niet alleen worden allerlei aspecten aan de leesontwikkeling verduidelijkt, maar ook wordt hét punt geschetst dat het Nederlandse leesonderwijs wel eens fundamenteel zou kunnen veranderen: de vijf psychologische nivogroepen in verband met OLL. Dat wil zeggen,
* de oudere peuters doen in nivogroep A geluidsspelletjes, scheuren en andere peuteractiviteiten;
* de kleuters doen in nivogroep B Klank- en vormspel;
* de net leesrijpe kinderen doen in nivogroep C deel 1 van Zo ontdek ik het lezen!;
* na vier maanden doen ze in nivogroep D deel 2;
* na weer vier maanden verdiepen en verbeteren ze in nivogroep E hun leesvaardigheid en doen ze daarin deel 3 in verband met de regelgeleide spellingskwesties.

De 51 bezwaren, geordend naar publikaties in verband met VLL
Aanvankelijk lezen
(1958)  Mommers, de geestelijke vader van VLL, raakt in 1958 niet de aard van het kind dat leert lezen doordat hij het leerproces niet als iets voorstelt dat geheel intern is (bezwaar 1), duidt lezen ten onrechte als een taalverschijnsel (bezwaar 2), geeft niet weer dat de kern van de leesact vanwege de tweezijdige abstract-logische verbanden van het leesrijpe kind hakken-en-plakken is (bezwaar 3), schetst geen houdbare theorie over de ontwikkeling van het leesproces vanaf het niet-leesrijpe kind tot en met het leesrijpe kind (bezwaar 4), heeft een onjuiste en te ruime definitie van lezen omdat hij het hakken-en-plakken en het lezen van onzinwoorden en -zinnen er niet in opneemt (bezwaar 5), onderwaardeert de kleuterfase omdat het kind daarin voorwaardenscheppend leesonderwijs kan krijgen, namelijk in het spelenderwijze doen van klank- en vormoefeningen (bezwaar 6), heeft onhoudbare opvattingen over het leerproces omdat hij dat deels als iets externs voorstelt (bezwaar 7) en introduceert zijn ‘structuur-methode’ als een synthese tussen twee benaderingen die elk op zich echter niet houdbaar zijn terwijl de term ‘structuur’ in de naam ‘structuur-methode’ geen eenduidige betekenis heeft (bezwaar 8).
Mommers’ interne stuk (1958)  Mommers’ leesmethode bevat ten onrechte woorden, waarvan het kind nog niet alle letters kent (bezwaar 9), bevat structureerwoorden, die echter ingaan tegen de aard van het leerproces waarin het samengestelde op het enkelvoudige volgt en er niet aan voorafgaat (bezwaar 10), laat analyse en synthese gelijktijdig gebeuren, wat strijdig is met het feit dat hakken-en-plakken gemiddeld zo’n twee jaar na louter hakken ontstaat (bezwaar 11), laat lezen en schrijven gelijk beginnen, terwijl leesrijpheid er ongeveer een jaar eerder dan is schrijfrijpheid (bezwaar 12).
Zò leren lezen (1960) en de eerste boom-versie van VLL (1963)  De voorloper van VLL, Zò leren lezen van 1960, heeft onhoudbare opvattingen over de aard van het lezen (bezwaar 13), onhoudbare duiding van leren lezen als een extern proces (bezwaar 14), onhoudbare opvattingen over het schrijven van de kleuter (bezwaar 15), een onlogische en verwarrende lettervolgorde (bezwaar 16), onterecht missen van een ontwikkelingspsychologische grondslag (bezwaar 17), empiristische en dus onhoudbare voorstelling van zaken over kennisverwerving en onderwijs (bezwaar 18), ten onrechte aansporen tot vlot lezen (bezwaar 19), ten onrechte plaatsen van tekeningen bij te lezen woorden (bezwaar 20), oefeningen die niets aan leesvaardigheid toevoegen (bezwaar 21), ten onrechte behandelen van /ie/-‘i’ in het kader van de klinkerverenkeling (bezwaar 22) en ten onrechte laten lezen met verlengde klankwaarde (bezwaar 23).  
Verantwoording van de structuurmethode (1978)  Mommers maakt in zijn wetenschappelijke verantwoording van 1978 onhoudbare aannames over het leesproces (bezwaar 24), vermeldt ten onrechte geen onderzoek naar de psychologische ontwikkeling van het lezen (bezwaar 25), neemt ten onrechte aan dat wisselrijtjes het plakken bevorderen (bezwaar 26), beveelt ten onrechte vroegtijdig leesonderwijs aan (bezwaar 27) en duidt de uitspraakbreedte van de letters ten onrechte als een moeilijkheid in het plakken (bezwaar 28).
Tweede boomversie (1980)  Processen die niet onder aanvankelijk lezen vallen, worden ten onrechte toch daaronder geschaard (bezwaar 29), aan de spontane ontwikkeling wordt ten onrechte voorbijgegaan (bezwaar 30), het alzijdige structureren van woorden is ritueel, ineffectief leesonderwijs (bezwaar 31), hakken van woorden in klanken wordt ten onrechte ‘spellen’ genoemd (bezwaar 32), hakken-en-plakken wordt in twee opzichten onjuist geduid (bezwaar 33), aan de twee onhoudbare opvattingen over de aard van het lezen van bezwaar 13 worden er nog tien toegevoegd (bezwaar 34).
Eerste maanversie (1991)  De ontwikkeling van de geletterdheid wordt op een onhoudbare wijze voorgesteld (bezwaar 35), het begrip ‘ontluikende geletterdheid’ is niet relevant voor goed leesonderwijs (bezwaar 36) en het voorgestelde gedifferentieerde leesonderwijs is ontoereikend en nodeloos ingewikkeld makend (bezwaar 37).
Het grote maan roos vis letterspel (1996)  Het grote maan roos vis letterspel bij de eerste maanversie is onnodig voor leesrijpe kinderen en ineffectief voor niet-leesrijpe kinderen (bezwaar 38) en heeft een kijk op leren lezen, die niet houdbaar is (bezwaar 39).
Tweede maanversie (2003)  De tweede maanversie differentieert op een manier die niet houdbaar is (bezwaar 40), heeft een onlogische en verwarrende lettervolgorde (bezwaar 41), heeft een onhoudbare kijk op leren lezen (bezwaar 42), laat de kinderen ten onrechte woorden met onbekende letters lezen (bezwaar 43), gebruikt ten onrechte louter getalsmatige, niet objectieve maten (bezwaar 44) en beveelt ten onrechte aan om kinderen die niet leesrijp zijn, leesles te geven (bezwaar 45).
Kim-versie (2014)  De kim-versie bewijst lippendienst aan het gebruik van de meest recente inzichten (bezwaar 46), heeft mede daardoor een onhoudbare kijk op leren lezen (bezwaar 47), heeft een onlogische en verwarrende lettervolgorde (bezwaar 48), maakt directe instructie ten onrechte tot basis (bezwaar 49), heeft een onhoudbare manier van differentiëren (bezwaar 50) en biedt stof ten onrechte te vroeg aan (bezwaar 51). 

Écht veilig leren lezen? Met OLL!

Wilt u meer informatie over dit artikel? Schrijft u dan aan info@stichtinghistos.nl.

Om terug te gaan naar de inhoudsopgave van alle afleveringen van Struktuur en genese klikt u hier.

—————————————————————————————

Laatste bewerking van deze webpagina: 14 december 2019